
De schepping van de drum
[rt_reading_time]min
De schepping van de drum
Lang, heel lang geleden, toen de aarde nog een baby’tje was, en alles zijn trage gang ging, traag op gang kwam, langzaam warm werd, langzaam misschien wel een aantal opnieuw ontstond en groen werd, toen gebeurde het op een dag dat er een man over het strand slenterde. Hij was de eerste man, die ondanks al het gebeuren om hem heen, (de eerste boom groeide uit de grond, de eerste bloem verspreidde haar geur, het eerste wezen kroop uit de zee en kreeg poten) ondanks al dit gebeuren verveelde hij zich te pletter. Hij was eenzaam en gedeprimeerd, want er was niemand die hem zag of hoorde. En uit pure verveling en frustratie hakte hij de eerste boom om, die met een enorm geraas ter aarde stortte.
Dat luchtte op.
Ook al had hij nu geen schaduw meer – want dat was wat de eerste boom met zich mee had gebracht. (Goddank kwam niet lang daarna ergens verderop de tweede boom te voorschijn.)
Maar de eerste boom lag daar languit op de grond en uit pure lamlendigheid hakte de eerste man de boomstam in stukken. Eén stuk gebruikte hij als kruk, een ander als bijzettafel om zijn wortels op te leggen en deze met zijn knuppel tot moes slaan – ze waren taai, die wortels.
Ondertussen had het wezen dat uit de zee was gekropen ook niet stilgezeten. Het had al poten, nu kreeg het ook nog haren, horens en uiers. Het ontwikkelde zich tot wat we nu een geit noemen, een witte en hongerige geit. En deze eerste geit, terwijl de eerste man lag te snurken in de schaduw van de tweede boom, at op een dag de hele voorraad wortels op!
En toen alle wortels op waren begon ze aan de bijzettafel. Eerst knaagde ze aan het sappige kernhout en daarna werkte zich met snelle hapjes steeds verder naar de buitenkant. En ze wilde net aan de bast beginnen toen de man wakker werd, zich uitrekte, het geitje bezig zag en haar met zijn knuppel buiten westen sloeg.
De man at de geit op. Slechts huid en haar bleven achter, een geitvormig lapje dat als een tafelkleedje bleef liggen op de onbruikbaar geworden, bijna volledig uitgeholde bijzettafel, alwaar het langzaam opdroogde door zon en wind, hard en strak werd. En op een dag gaf de eerste man het ding dat daar maar stond te staan uit pure chagrijnigheid een klap.
The rest is history. De klap veroorzaakte een wonderlijk diep en warm geluid, licht en zwaar tegelijk, dat zich verspreidde naar alle windstreken en op vier dagen gaans werd opgevangen door de eerste vrouw. Zij was al net zo eenzaam, al net zo chagrijnig, maar ze was ook erg nieuwsgierig! Brandend van nieuwsgierigheid ging ze op weg, in de richting van het geluid, dat nu onophoudelijk klonk, steeds mooier en met allerlei variaties. Wat kon het zijn, wat kon het toch zijn…?
Wát de eerste vrouw zich ook allemaal voor de geest haalde, het kon niet tippen aan de werkelijkheid waarmee ze uiteindelijk oog in oog stond: de eerste man met zijn lachende ogen, en zijn fantastische trommel.